Pterophyllum
Maanvis (Cichlidae)
Ja beste
Discusliefhebber, de Discus is dan wel de keizer van het Amazonegebied maar wat
is een keizer zonder onderdanen? In deze rubriek worden in de loop van de tijd
wat vissen voorgesteld welke zich prima op hun gemak voelen bij de Discusvis en
van nature in dezelfde wateren voorkomen.
Ditmaal eens een verhaal over een opvallende onderdaan, de
Maanvis. Omdat de maanvis al zo lang in onze aquaria te vinden is kijkt men er
vaak een beetje minachtend op neer. Hij is te gewoon voor de meeste aquarium
liefhebbers. Toch is het een prachtige vis. Twee soorten, de scalare en de
eimekei welke veel op elkaar lijken hebben een jarenlange discussie ontketend
(welke zijn eind nog steeds niet heeft gevonden). De vraag is of de eimekei nu
wel een echte soort is of een variant van de scalare. In het april nummer van
DCG (Deutsche Cichliden Gesellschaft) wordt hier ook weer een heel verhaal aan
geweid.
In ieder geval zwom mijn (Leo) eerste maanvis al in 1955 in
mijn aquarium! Nou ja, aquarium? Het was een mandfles van bijna kleurloos glas.
Deze was door mijn vader op de kop getikt bij een naastgelegen fabriek waar men
met zoutzuur werkte. Vroeger zat dat in zogenaamde mandflessen. Het voordeel was
dat “de bak “geen frame had. Het nadeel was dat de toegang bestond uit een nauwe
hals waardoor de vissen en planten naar binnen moesten. Dit gaf overigens minder
problemen dan naar buiten, immers een schepnet paste niet door de hals. Ook het
beplanten vereiste een bovennormale vaardigheid. Algen van het glas verwijderen
was een huzarenstukje vanwege de sterk gebogen vorm van het glas en natuurlijk
de nauwe hals.
Vanwege het feit dat het glas bol was en niet overal even dik
was er sprake van een optisch bedrog: dan weer waren de vissen kort en dik en na
een stukje gezwommen te hebben opeens lang en dun. Het vereiste dan ook een
langdurige observatie om tot een gemiddeld beeld te komen. In deze bak zwom dus
ook de maanvis en net toen deze een probleemgeval zou gaan worden in verband met
zijn afmetingen (in dit verband is het woord “bottleneck “wel zeer toepasselijk)
gebeurde er iets vreselijks. Vermoedelijk veroorzaakt door een trilling van een
vrachtwagen bezweek de fles op een onbewaakt ogenblik en de levende have was
niet langer de levende have. Vanwege een bedorven Perzisch achtig tapijtje en
nog wat onderliggende kleedjes werd een eventueel vervolg van mijn hobby
uitgesteld naar een punt in de toekomst. We springen dus naar 1975. Inmiddels is
er een prachtig product op de markt genaamd siliconenkit. Hiermede was het
mogelijk iedere gewenste maat bak te plakken zonder het storende hoeklijn. Voor
de kweek van de maanvissen maakte ik een klein houten stellinkje met 4 bakjes
van 30x20x20 cm, 12 liter dus. Hierin een Tetra Brillant filtertje op lucht, een
bruissteentje en een 25 watt verwarming. Dit beviel zo goed dat ik het thans nog
steeds op deze wijze doe met dien verstande dat de opfokbakjes voor de
Discusvissen ongeveer 25 liter inhoud hebben. Het voordeel van deze kleine
bakjes is dat de vissen werkelijk in het voer “staan” en door het
schuimpatroontje kunnen er geen vissen in het filter terecht komen. De hele dag
door eten de visjes het voer dat op het patroontje is terecht gekomen. Wel dient
zo’n klein bakje iedere dag voor de helft ververst te worden met water dat al
een dag belucht is en op de goede temperatuur is gebracht. Het schuimpatroontje
moet goed worden uitgespoeld, bij voorkeur in het zojuist afgehevelde water. Op
deze wijze blijft het bacterie leven in stand en zal het filtertje voor
glashelder water zorgen. Als de vissen hebben afgezet dan plaats ik het
schuimfiltertje alvast in de bioloog van het desbetreffende systeem. Het
filtertje raakt op deze wijze bezet met bacteriën en de visjes worden als de
tijd rijp is met hun eigen water en het schuimfiltertje in een klein bakje
gedaan. Het water waarmee wordt ververst maak ik steeds iets harder dan het
water waarin de jonge visjes zitten. Na een week wordt er uiteindelijk ververst
met gewoon leidingwater (dat in Assendelft een geleidbaarheid heeft van ongeveer
600 microsiemens).
In tegenstelling tot de Discusvis is de maanvis gemakkelijk
kunstmatig groot te krijgen. Na het afzetten kan de kegel of het blad worden
verwijderd en in een apart bakje worden geplaatst. Een uitstromer zorgt voor
voldoende waterbeweging langs de eieren. Na twee tot drie dagen komen deze uit
en de larfjes welke het contact met het afzetsubstraat hebben verloren komen
hier ook niet meer op terug. Er zijn immers geen ouders om te helpen! De larfjes
liggen nu her en der verspreid over de bodem meestal op hun kant zodat de meeste
mensen denken dat het een verloren zaak is. Het tegendeel is echter waar! Als
bij toverslag zien we op de vijfde á zesde dag de larven als een wolkje of wolk
rondzwemmen, het record bij mij uit één legsel is 792 visjes en dan kun je
rustig van een wolk spreken. Nu moeten we de dooierzak goed in de gaten houden
(het gele puntbuikje). Zodra deze is opgeteerd dienen de larfjes met artemia
naupliën te worden gevoerd. Als we hiermee te lang wachten dan sterven de
larfjes. Vanaf dit ogenblik is de opfok eigenlijk hetzelfde als bij de
Discusvis. Na 3 á 4 weken krijgen de jongen het typische maanvismodel.

Jonge
maanvissen eten mysis
Als een mens buiten zijn Discusvissen al 25 jaar maanvissen
heeft en er nu in 2001 nog steeds mee kweekt dan moet het toch wel een heel
bijzondere vis zijn! En dat is het ook. Hij past goed bij de Discusvis, ze komen
van nature ook in dezelfde gebieden voor en ze worden in hetzelfde water
gehouden en gekweekt. Van een pH van 4,5 ligt de maanvis niet wakker en ook niet
van temperaturen van 30 á 32 graden. Mijn vissen hebben deze week nog afgezet in
water met een microsiemenswaarde van 120. De ouders hebben hetzelfde gedrag als
de Discusvis. De eieren worden ook bewaaierd en uitgekauwd. Natuurlijk worden de
larven regelmatig verplaatst in het aquarium. Door de langdurige kunstmatige
opfok weten een heleboel maanvisouders niet meer wat precies te doen met de
jongen en eten ze dan vervolgens maar op. Als je de ouders selecteert op het
broedgedrag dan krijg je op den duur toch weer het natuurlijke gedrag terug. De
ouderdieren verdedigen hun kroost fel. Zelfs als je gewoon voor de bak staat
maken ze al schijnaanvallen om je af te schrikken. Dit is het mooiste gedrag.
Daar kan Jack Wattley met zijn kunstmatige opfok in soepborden niet tegenop! In
Azië overdrijven ze het helemaal. Daar moeten de vissen om de vijf á tien dagen
afzetten dat is goed voor de produktie!
(Zie foto 1) Als ik
het goed heb geteld (het is een beetje moeilijk te zien op dat glas) dan heeft
deze vis 37 keer afgezet in één jaar tijd. Walgelijk gewoon. Het jaartal is de
Aziatische jaartelling. En als ze kleintjes hebben dan zetten ze niet meer af en
dat gaat dus ten koste van de produktie! Zodoende dus kegel eruit, schone kegel
erin en moe kan weer aan de gang. Als de larfjes zijn uitgekomen en vrijzwemmen
dan gaan ze in het soepbord met het eigeel voor de kunstmatige opfok. Ik vond
Wattley overigens niet erg succesvol met zijn vissen. De meeste zijn van die
vreemde driehoekige dingen met véél te grote ogen. Ze komen natuurlijk van alles
te kort met dit namaak gedoe. Ze missen toch een aantal belangrijke
voedingsstoffen welke zich in de slijmhuid voeding van de ouders bevinden. Nee,
een cichlide hoort samen met zijn kleintjes te zijn en deze te verzorgen en te
verdedigen.
Een ander verhaal is het kweken van diverse kleurvormen zoals
de gouden, de rookkleurige, de bonte, de koi en de sluierstaart maanvis. Ik moet
bekennen omdat de handel daarnaar vroeg ik ook een paar jaar van die misbaksels
heb gekweekt. Toen ik weer eens in mijn kweekruimte stond en ik mij eigenlijk
ergerde aan deze misbaksels heb ik besloten alleen nog de echte scalare te
kweken. Uiteindelijk interesseert het mij geen bal waar de handel naar vraagt:
het is mijn hobby en mijn kweekruimte. Met de Discusvis gaan we natuurlijk
dezelfde kant op.
Na deze inleiding waarin de kweek al behandeld is wordt het
nu toch wel eens tijd de diverse onderdanen voor te stellen!
Pterophyllum scalare (foto 2)

foto
2
Dit is wel de meest bekende vis. Een serie auteurs noemt als
eerste beschrijvers CUVIER & VALENCIENNES die in 1831 de soort beschreven als
Platax scalaris.
Met de opstelling van het
geslacht Pterophyllum door HECKEL 1840 kwam de soort in het nu nog steeds
geldige geslacht terecht. Voor het eerst echter werd de soort door LICHTENSTEIN
in 1823 beschreven als Zeus scalaris. Dat was GUENTHER en REGAN kennelijk niet bekend daar ze in
werk van 1862 en 1905 CUVIER & VALENCIENNES als eerste beschrijvers noemden.
In de revisie van Dr. L.P. SCHULTZ van 1967 wordt dit echter
geredresseerd.
De scalare is in het Amazonegebied wijd verbreid en op grond
daarvan zijn er soms per vindplaats iets afwijkende vormen te vinden.
(foto 3)

foto 3
De man van mijn koppel is zeker 20 cm hoog terwijl het
vrouwtje iets kleiner is. Het is een prachtige scholenvis welke in een hoge bak
gehouden moet worden. Veel hout wordt op prijs gesteld en ook planten mogen niet
ontbreken. Een grote bak met een school van 15 tot 20 maanvissen is
adembenemend. Nog wat zalmen erbij en wat Corydoras op de bodem en de zaak is
eigenlijk compleet. De vis is een cichlide en dus een vleeseter en eet eigenlijk
hetzelfde menu als de Discus. Ook droogvoer wordt graag genomen maar afwisselend
diepvriesvoer is beter. Hierdoor blijven de dieren vitaler.
Het lichaam is schijfvormig en zeer sterk afgeplat zoals bij
de Discus. De rug- en de aarsvin zijn bijzonder lang evenals de buikvinnen. De
grondkleur is zilverachtig met af en toe een bronskleurige glans. De rug is
groen – grijs en de buikzijde zilverwit. De eerste vertikale streep loopt met
een boog vanaf de aanzet van de rugvin over het oog naar de keel. De tweede
loopt vanaf de rugvin naar de aanzet van de aarsvin en blijft overal even breed.
De derde streep loopt van het midden van de rugvin tot in de buikvin en het
vierde streepje loopt door het einde van de staartwortel.
Pterophyllum altum (PELLEGRIN
1903) (foto 4)

foto 4
Deze lijkt sterk op de scalare maar toch zijn er enige
opmerkelijke verschillen. In de eerste plaats is de vis nóg platter en nóg hoger
dan de scalare. Ze kunnen wel een hoogte bereiken van 40 centimeter terwijl de
lengte niet veel meer dan 15 cm bedraagt. Het verschil in grootte zit hem
voornamelijk in de vinnen, het lichaam is ongeveer even groot als dat van de
scalare. De bovenzijde van de kop vertoont ter hoogte van de bovenkant van het
oog een scherpe binnenwaartse knik waardoor we spreken van wipneus of zadelneus.
De streeptekening van de zwarte banden is identiek met de scalare maar tussen
band 1 en 2 én 3 en 4 zien we een lichtere grijsachtig groene band lopen. Deze
ontbreken bij de andere soorten. De vissen komen alléén voor in de bovenloop van
de Orinoco rivier en dit was voor Dr. L.P. Schultz in zijn revisie van 1967
reden om aan te nemen dat de altum een aparte soort moet zijn.
(L.P.SCHULTZ:
“Review of South American Freshwater Angelfishes – Genus
Pterophyllum”.
Proc. USNM, Vol. 120,
nr 3555, 1967)
Intussen ontdekte H. AXELROD in de Rio Negro een
maanvisvariant die niet alleen op grond van het aantal rugvin- en
aarsvinstekels, maar ook door zijn uiterlijk als een tussenvorm kan worden
beschouwd. (Zie TFH, jan. 1976) De Rio Negro vissen hebben wél de zadelneus maar
een geheel ander vinnenstelsel dan de altum.
(Zie nogmaals foto 3)
Het nakweken is buitengewoon moeilijk en die ene keer dat ik
eieren had bedroeg de pH ca. 4,5 en de geleidbaarheid 120 microsiemens bij een
watertemperatuur van 30 graden. De vissen zaten gezellig met zijn zessen in een
kweekbak met een groot stuk hout erin. Toen ik van de verenigingsavond thuiskwam
zag ik het plakkaat eieren op het hout zitten. Omdat het al laat was dacht ik
“dat komt morgen wel en anders zetten ze toch om de twee á drie weken af”. Nee
dus: alle eieren waren weg en daarna hebben ze nooit meer afgezet. Omdat altums
erg schrikachtig zijn heb ik ze uit de kweekruimte gehaald en in de showbak
gedaan. Hier voelen ze zich meer op hun gemak en kunnen ze lekker tussen de
planten wegduiken bij angst. Na een aantal maanden is de schrikachtigheid geheel
verdwenen en komen ze nieuwsgierig naar het voorruit als ze iemand zien.
Overigens hoor ik veel meer ervaringen als deze. Een goed plantenbestand doet
wonderen. Het voederen geeft geen enkel probleem alhoewel ze de voorkeur lijken
te hebben voor voedsel dat zweeft. Spirulina vlokken en Tetramin vlokken worden
dan ook graag gegeten. Overigens was de scalare vroeger ook niet gemakkelijk te
kweken maar door het domesticeren doen ze het nu bijna in alle bakken. Ooit zal
het met de altum ook wel steeds beter gaan. Er wordt, al zij het op heel
bescheiden schaal, mee gekweekt. Ik bedoel dan de echte altum en niet de Rio
Negro wipneus. Ze eten véél bedachtzamer dan de scalare en zijn dan ook
uitermate geschikt om bij Discusvissen te houden. Ik kom hier later nog op
terug. Het is ook weer een scholenvis en de prijs ligt op 5 á 10 keer van die
van een scalare. Ook dient de bak toch wel een waterkolom te hebben van 65 á 70
centimeter willen ze goed kunnen bewegen. Het is niet prettig om de hele dag met
je vinnen over de grond te moeten slepen. Het zijn prachtige statige dieren maar
ze moeten wél in zacht en zuur water worden gehouden. Dan zijn ze werkelijk een
streling voor het oog!
Pterophyllum dumerilii
(CASTELNAU, 1855)
Deze soort wordt vaak verward met de altum. Hij komt ook voor
in de Orinoco rivier. De vis wordt ca. 15 cm. lang en ongeveer tweemaal zo hoog.
De vis is gemakkelijk te onderscheiden aan de hand van de kopvorm welke spitser
is dan de scalare en het meest opvallend zijn de twee korte zwarte dwarsstrepen
welke zich direct achter de oogdwarsband bevinden. Deze vis wordt slechts zelden
geïmporteerd. (zie afbeelding 5)

afbeelding 5
Pterophyllum leopoldi
Dit is voor mij een nieuwe soort welke een kruising lijkt
tussen de severem, dumerilii en scalare. Het is een wat merkwaardig lang dier
(voor een maanvis) welke ik in het aprilnummer van DCG ontdekte. Ook hier zien
we, net als bij de dumerilii, twee korte zwarte dwarsstrepen welke zich direcht
achter de oogdwarsband bevinden. Ik weet hier verder nog weinig van maar als ik
uitga van de gemiddelde smaak van de aquarianen zullen we hem wel niet vaak in
de bakken tegenkomen. Althans, ik vind het geen mooie vis. (zie foto 6)

foto
6
Pterophyllum eimekei
(AHL, 1928)
Zoals reeds gezegd aan het begin van dit verhaal is men nog
steeds aan het discussiëren over de het feit of dit nu wél of geen echte soort
is of slechts een variant van de scalare. De vis ziet er uit als een kleine
scalare. Daar beiden in hetzelfde water voorkomen zou het natuurlijk best een
plaatselijke variant kunnen zijn. In de winkel ziet men hem niet vaak en dat
komt waarschijnlijk door het feit dat als je maanvissen wilt je niet zo’n
onderdeurtje wilt. (zie foto 7)

foto 7
Kunnen maanvissen en discusvissen samen?
Vrijwel iedereen weet te melden dat dit niet kan vanwege een
virus welke maanvissen hebben of een parasiet en anderen weten te melden dat het
om een bacterie gaat. Er is een kern van waarheid, maar wel een klein kerntje:
ook als we discusvissen kopen welke we bij andere discusvissen zetten kunnen de
reeds aanwezige vissen worden besmet met b.v. de discuspest, darmwormen of
flagellaten. Het enige verschil is dat je aan de maanvis geen
ziekteverschijnselen ziet en bij discusvissen zie je dit wat gemakkelijker. Zo
heb ik nog nooit een maanvis gehad met “witte poep “ terwijl ze wel de
flagellaten bij zich dragen en deze kunnen overdragen aan de discusvis. U zult
wel schrikken als ik vertel dat in de natuur alle discusvissen flagellaten
hebben en dat deze tot de normale darmflora behoren. Pas als gevolg van stress
of mindere weerstand van de vis zullen deze zich snel vermeerderen en tot een
plaag worden. Zodoende kun je wel stellen dat er al iets fout zit in de bak als
je een dergelijke “uitbraak” hebt. Inderdaad kan een maanvis de discuspest over
brengen. Aan de maanvis zie je verder niets bijzonders. Hetzelfde kan echter
gebeuren met een discusvis. U moest een weten hoe vaak ik gebeld wordt met de
mededeling dat ze toch echt goede discusvissen hadden gekocht en dat deze ook
niets mankeren (!) maar dat de andere vissen in de bak plotseling zwaar ziek
zijn en zelfs sterven. Ik vergelijk het altijd maar met het griepvirus: je kunt
dat bij je dragen zonder zelf de ziekteverschijnselen te hebben of zonder zelfs
ziek te worden. Toch kun je andere mensen besmetten welke wél ziek worden.
Inderdaad heeft een maanvis aanmerkelijk minder last van
darmwormen dan de discusvis. Ze zien er goed uit als je ze koopt maar toch
besmetten ze ongemerkt de discusvis met darmwomen. Met een kuurtje Flubenol is
dit probleem gauw verholpen. In principe had de handelaar al moeten kuren
natuurlijk. Dan was er niets aan de hand geweest.
Zoal ik al schreef kweek ik zelf maanvissen en deze zitten in
hetzelfde watersysteem als de discusvissen en soms zitten ze ook in dezelfde
bak! Ook de nakweek (en dat zijn er vaak honderden!) zwemmen in hetzelfde water
als de nakweek discusvissen.
Het is dus gewoon zaak gezonde maanvissen te kopen (probeert
u mijn telefoonnummer eens).
Een ander, en veel beter, argument is dat de maanvissen het
voedsel voor de discusvissen wegkapen. Dit is mogelijk als er tekort wordt
gevoerd maar ook als er in verhouding teveel maanvissen in de bak zitten. Zelf
heb ik goede ervaringen met 5 of 6 maanvissen bij 10 of 12 discusvissen.
Een gezonde discusvis laat zich overigens niet zo snel de
kaas van zijn brood eten en trekt zich er ook weinig van aan als de maanvissen
een beetje druk doen of aan het baljaren zijn. Als u kiest voor de altum dan is
er helemaal geen probleem (behalve met de porte monnaie). Toch moet ik toch
zeggen dat de altum over het algemeen geen gemakkelijk dier is om te houden.
Hier moet je wel een beetje ervaren aquariaan voor zijn. En je moet ze ook niet
in gewoon leidingwater houden maar dat geldt ook voor de discusvis. Het kán wel
maar de vis voelt zich er toch niet echt prettig in en zal niet zijn volle
pracht laten zien.
Het grote probleem met de maanvis is dat er steeds minder
soortechte vissen te koop zijn. Zoals moeder natuur ze maakt zo zijn ze er bijna
niet meer. Het is allemaal sluierstaart, marmer, met diamantspikkels en goud- en
rookkleurig wat de klok slaat. Maar ja, met de discusvis is het al niet veel
anders gesteld. Ik probeer het gezicht van die indianen in het Amazonegebied wel
eens voor de geest te halen dat ze zouden trekken als ze b.v. een Pidgeon blood
in hun netten zouden krijgen!
Zo hoop ik wat op papier te hebben gezet wat uw liefde voor
deze vis doet toenemen. Ik heb ze al jaren en het blijven bijzonder fascinerende
dieren welke dan wel niet de keizer zijn van het Amazonegebied maar dan toch in
ieder geval wél de koning. En dat is toch ook niet slecht!
Kortom het is een prachtige onderdaan voor onze favoriete
Discus, de keizer van het Amazonegebied. Probeer het er maar eens mee! Tot de
volgende vis!
Leo Lammerse
---------------------------------------------------------------------------------------------------------
Artikel 2:
Dit artikel werd geschreven door Peter Bus
Pterophyllum scalare
(Maanvis)

Deze hoog gebouwde, statige
verschijning is iedere aquariumhouder wel bekend. Omstreeks 1911 verschenen de
eerste vissen van deze soort in de Europese aquaria. Ze komen in de natuur voor
in het stroomgebied van de Amazone. Ze worden vaak in dezelfde biotoop gevonden
als de Discusvissen.
In de handel worden ze meestal klein aangeboden, doch we moeten niet vergeten
dat ze, bij een goede verzorging en in een aquarium met behoorlijke afmetingen,
kunnen uitgroeien tot exemplaren van ongeveer 15 cm. De maanvissen worden vaak
aangetroffen in te kleine aquaria, wat zich uit in het knijpen met de vinnen.
Dit komt vooral omdat de hoogte van het aquarium te gering is. De hoogte van het
aquarium is zeer belangrijk voor de groei van de maanvissen. Op zijn minst horen
de maanvissen thuis in een meterbak met een hoogte van 50 cm.
Ze zijn volkomen vreedzaam en
laten planten met rust, ook graven ze geen kuilen. Daarom kunnen we ze houden in
een goed ingericht aquarium. Ook moet het aquarium goed beplant zijn; vooral
Vallisneria en Echinodorus-soorten mogen hierin niet ontbreken. Kurkwanden en
een donkere bodem, tesamen met een watertemperatuur van ongeveer 26 °C en een
goede voedering zullen ervoor zorgen dat Uw maanvissen een lust voor het oog
zijn.
Ze accepteren alle levend
voer, doch ze hebben een voorkeur voor watervlooien, muggelarven, waterkevertjes
e.d.. Cyclops is niet geschikt voor de maanvis. Ook kunnen we ze tubifex en
enchytreeën geven. In tijden van schaarste volstaat ook droogvoer, hiervan
echter geen gewoonte van maken.
Het geslachtsonderscheid is
bij jonge maanvissen niet te zien. Daarom kunnen we beter meerdere exemplaren
kopen, in de hoop dat zich bij de geslachtsrijpe dieren een stel vormt. En dan
is het nog moeilijk man en vrouw duidelijk van elkaar te onderscheiden. Als ze
eieren afzetten, dan kan men pas met zekerheid zien wie man of vrouw is. De
legbuis bij de vrouwtjes is namelijk aanmerkelijk groter dan de geslachtspapil
van de man.
Een goed maanvissenpaar vormt
een territorium; ze poetsen dan een plaatsje schoon, bijvoorbeeld op een stuk
kienhout, een plantblad of iets dergelijks. Als de eieren afgezet zijn worden ze
goed bewaakt en verzorgd. Als de jongen uitkomen hangen ze aan dradenbundels bij
elkaar en zweven als het ware daaraan heen en weer. Zodra ze vrij zwemmen kunnen
we ze pekelkreeftjes voeren. De meest geschikte temperatuur om maanvissen te
kweken is ongeveer 28 °C en tevens zorgen we uiteraard voor een ruim aquarium.
Veel succes bij een eventuele kweek toegewenst.
P. Bus
|